Home
BERT VAN ZELM
 
Back to writings

HUIZEN EN ATELIERS

En hier zit ik dan… een nieuw jaar (2021) en een nieuw atelier in een nieuw maar vertrouwd land. Hoe voelt dat dan is de vraag. Ik weet het niet. Het voelt…

Kijkend naar het recente verleden:

 

Barcelona

 

In Barcelona, na twintig jaar, was alles nogal ingesleten geraakt. Ik liep door dezelfde straten, alles zag er grijs uit. Ik was er te weinig mensen tegen gekomen die me uitdaagden, inspireerden. Aanvankelijk dacht ik ze wel te ontmoeten, maar velen zijn verdwenen zonder een spoor achter te laten, anderen zijn te vroeg overleden. De oogst was misschien te schraal.

Het kan ook dat dit komt door het voortschreiden van de jaren. Ik leef nu meer in mezelf gekeerd, ben minder ontvankelijk dan toen ik dertig was.

Het virus kwam en ik struikelde. Ik leefde al lang, te lang op het randje en nu zag ik een groot gat. Ik heb veel vaker gaten om de hoek gezien, maar dit gat werd wel erg groot. Aanvankelijk dacht ik het nog te kunnen stoppen, maar er zat te veel rek in dat gat. Daar slaap je niet lekker van. Hoe lang gaat dit virus nog roet in het eten gooien?

Alles bij elkaar was het beter voorgoed te verkassen. Op naar een betere omgeving… een omgeving waar ik me meer aan schilderen wijden kan en minder tijd verlies aan randzaken. Of het hier werkelijk beter is zal de tijd leren, maar een illusie helpt altijd.

 

verhuizing Spanje - Nederland.

 

Hoe vaak ben ik verhuisd? Ik ben de tel kwijt. In ieder geval meer dan twintig keer. Aan zo’n aantal kom je gauw als je in een jaar zo’n vijf à zeven keer verhuist. Dat is mij in Firenze overkomen. Maar goed, hier een globaal overzicht en een paar herinneringen…

 

De eerste drie jaar van mijn leven heb ik in de Sarphatistraat in Amsterdam gewoond. Ik herinner niets van dat huis. Ik heb een paar foto’s. Als ik naar ze kijk, zie ik vreemden in een vreemde kamer.

Het zien van mijn moeder geeft me een schok. Ik ben nu nog drie jaar in leeftijd van haar overlijden verwijderd en hier zie ik een jonge vrouw, maar wel een vrouw met een wereldoorlog achter de kiezen. Een moeder die blij is en haar zoontje het hart van een tulp aanraken laat.  

 

Sarphatistraat, Amsterdam.

 

Vermeldenswaard is de zin uit ‘De Uitvreter’ van Nescio: ‘Behalve de man die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel dan de uitvreter gekend.’ Is die straat zo mooi? Voor mij heeft die straat iets mysterieus vanwege de afwezige herinnering.

 

We verhuisden naar de de Simon Stevinstraat, naar een groter huis.

 

Simon Stevinstraat, Amsterdam.

 

Dit is het huis van mijn jeugd en adolescentie. Vroege herinneringen aan dat huis zijn dat ik niet in slaap kon komen. Eerst vanwege de vreemde omgeving, daarna vanwege mijn ‘groeistuipen’. Ik heb hiervan verteld in mijn tekst ‘OP ZOEK NAAR EEN STIJL’ : ‘HANDEN, MONUMENTALITEIT EN CONSOLIDATIE, 1993-1999.’ Ook vanuit dat huis heb ik de eerste schamele schreden richting de andere sexe gemaakt. 

Een grappige herinnering: De straat ligt pal achter de Ringvaart. Op de dijk werden vroeger veel honden uitgelaten. Mijn opa (hij woonde beneden ons) had smetvrees en toen ik ooit met hem over de dijk liep mocht ik niet praten vanwege de hoeveelheid hondedrollen. Ik moest door mijn neus ademen anders zouden de bacillen in mijn mond vliegen. Hoe zou hij hebben geleefd onder covid?

 

in de tuin met opa.

 

Ik was zeventien toen ik aan de Marnixkade ging wonen. Aangenomen op de Rietveld Academie voelde ik me heel wat, een kunstschilder in spé wonende in de 'belangrijkste stad' van Europa. En dan nog vlak bij de Jordaan…

 

Marnixkade, Amsterdam.

 

Er is niets vermeldenswaard over die halve woning of het moet de vlassige vuil-wit wollen vloerbedekking zijn. Smerig… En dat terwijl ik ook nog eens een hekel aan wol en wollen truien heb. Jaren was ik zowat de hele winter verkouden omdat ik het vertikte truien te dragen.

 

Halverwege mijn academiejaren vertrok ik naar de Van Ostadestraat 187.

 

Van Ostadestraat, Amsterdam.

 

Ik heb op dat adres het langst van alle in Amsterdam gewoond.

In de herfst van 1980 ben ik naar Firenze afgereisd. Ik had de Rietveld met goed gevolg doorlopen en vertrok met een studiebeurs voor een jaar.

 

Het eerste adres was een pension dat de toepasselijke naam ‘La Mia Casa’ had. Het lag aan het plein waar ook de wondermooie Santa Maria Novella kerk ligt.

 

Santa Maria Novella, Firenze.

 

De eigenaar zag er als Dracula uit maar was een heel zorgzaam mens. Toen ik een nacht te laat was om nog naar ‘La Mia Casa’ te gaan en buiten de deur sliep, heeft hij de hele nacht op de bank bij de ingang gebivakeerd. Ik kon hem niet bellen, omdat er geen gettone (telefoonmuntje) in heel Firenze te vinden was. In die week werden ze de helft meer waard en verkocht niemand ze dus.

Van daar ben ik het eerste jaar tussen de vijf en zeven keer verhuisd. Het was mijn eerste buitenlandse avontuur: wat nou komende uit de 'belangrijkste stad' van Europa, wat nou een aanstormend talent... Ik kwam hard op mijn knieën terecht. Zeer leerzaam, ik raad een ieder zo'n ervaring aan.

Gelukkig mocht ik 's ochtends in het atelier van Gianni schilderen (klik op zijn naam om naar zijn site te gaan). Hij is vaak mijn redding geweest en schuldig aan mijn liefde voor de opera. Hij had een enorme verzameling cassettes van opera’s die ik beluisterde. 

 

schilderijen gemaakt in het atelier van Gianni.

 

Twee keer ben ik min of meer van huis gevlucht. Een maal omdat de dame die mij een kamer verhuurde zwaar aan de barbituraten zat. Haar vriendje studeerde medicijnen… Ze was een manipulatief spook. Mooi lijf met daarin een zieke geest.

Ook ben ik uit een huis gevlucht omdat de andere huurders de telefoonrekening tot astronomische hoogten hadden laten oplopen… er zat een slotje op de telefoon die nog een draaischijf had. Die draaischijf inclusief slotje hadden ze er van af geschroefd en elke avond met hun vriendinnen en familie in den vreemde gebeld. Op een gegeven moment voelden ze nattigheid. Ik vertrok als laatste. Dit alles gebeurde in het eerste jaar.

Ik ben nog twee jaar gebleven.

Eerst in de heuvels bij Villamagna. Het huis was prachtig, de winter was streng en Terenzio kwam niet... Hij was degene die wist hoe de kachels aan te maken, maar verschool zich bij zijn ouders in Sardinië wachtend op de lente. Dus gingen Giovanni en ik terug naar de stad. Cinzia had ons de sleutels van het appartement van Toshaki gegeven. Toshaki verbleef in Japan en mocht niets weten. Deze maal vluchtte niet ik maar Giovanni. Hij had appels in de oven bereid, de plek waar Toshaki zijn lenzen verstopt had. Toen ik binnen kwam dwarrelden zwarte plastic wormpjes door de kamer. Wat Cinzia tegen Toshaki gezegd heeft weet ik niet. Ik vond een paar weken later een andere kamer.

Ik kwam bij Daniela in via Fra Jacopo Passavanti terecht. Daniela is waarschijnlijk het luiste mens dat ik ooit tegen gekomen ben. Ze had een enorm bed waarin ze ‘woonde’.

Van dat adres herinner ik me twee voorvallen. Op een zomerse dag hoorde ik vanuit veel huizen hetzelfde hysterische gepraat. Iedereen had de televisie hard aanstaan. Een jongetje was in een put gevallen en moest gered. De redders maakten veel misbaar, maar ondanks al het geschreeuw boven de put, een slangenmens dat naar beneden is gelaten, is het jongetje gestorven… Of hij in Nederland gered zou zijn, ik weet het niet. Toen dacht ik en vele Nederlanders met mij, dat wij zeker de jongen levend naar boven hadden gekregen. Ik ben nu genezen van dit soort chauvinisme.

 

En dan is er het prachtige verhaal van de opgeviste koppen van Modigliani.

De data kloppen niet; maar een verhaal moet lopen en dus duw ik de grap wat verder het verleden in. Het verhaal ging dat Modigliani een serie gebeeldhouwde koppen ter verkoop aan de stad Livorno aangeboden had. Het gemeentebestuur ging er niet op in en toen zou hij de koppen in de slotgracht hebben gegooid.

Honderd jaar na zijn geboorte beslissen organisatoren van de aan hem gewijde tentoonstelling te dreggen. Wonder boven wonder worden enkele koppen boven water gehaald. Alle autoriteiten en kunstpausen onderzoeken de koppen en verklaren ze authentiek.

Een paar dagen later melden een paar jongens zich als de makers. Ze vonden het zielig en hadden in de gauwigheid een paar koppen gehakt en in de Fossa Real gegooid. Om te bewijzen dat ze de makers waren hebben ze tijdens een televisieuitzending nog een kop gemaakt.

Ik heb de etalages met de catalogussen erin liggend gezien… en een paar dagen later een reclame voor Black en Decker boren waarmee je je eigen koppen maken kon… Sindsdien is Modigliani (klik op de naam voor de video over dit voorval) niet meer zo’n onaantastbaar genie voor me.

 

Ik vertrok van Daniela naar de Borgo Allegri. Daar kon ik wonen omdat Maurizio in militaire dienst moest. Ik schilderde in de gigantische woonkamer van Paolo, Sandro en Francesca in via Monte Oliveto. De vriend van Francesca heette Sasá. Hij studeerde architectuur, woonde in Napels en logeerde vaak in via Monte Oliveto.

Sasá was een schat, een uitermate vriendelijk en gastvrij mens, altijd in voor een praatje, zeg goed gesprek. Ik heb hem ontelbare keren een goede reis terug naar Napels gewenst. De reden was de volgende:

Als ik 's ochtends in het atelier arriveerde verrraste hij me met een koffie. We moesten het uitgebreid hebben over wat ik geschilderd had en wat het worden moest en waarom. Als ik hem eindelijk de gang op had gewerkt moest ik beloven dat ik met de lunch meeat. Hij zou na de lunch vertrekken, want op een lege maag reis je zo oncomfortabel.

Na de lunch moest hij snel weg en dat ging natuurlijk niet. Er was Francesca en met een volle maag haasten is onmogelijk. Gelukkig was er een trein om een uur of zes. Die zou hij nemen. Als ik wegging kwam hij geen afscheid nemen.

De volgende ochtend vertelde hij me onder het genot van een espresso dat het niet slim was om 's nachts in Napels aan te komen. Nee, beter de trein van elf uur in de ochtend... een halve dag extra maakte niets uit. En wederom at ik tussen de middag mee...

Sasá heeft me in Napels uitgenodigd en een onvergetelijke roundleiding gegeven. Helaas ben ik zijn adres en telefoonnummer kwijt.

 

twee schilderijen gemaakt in de woonkamer bij Paolo, Sandro en Francesca en Borgo Allegri, Firenze.

 

In Italië is altijd wel wat aan de hand. Op een ochtend kon ik mijn cappucino met brioche niet in de bar om de hoek nuttigen. De bar puilde uit. Wat bleek: op minder dan twintig meter van mijn huis was een schilderijtje van Maria in huilen uitgebarsten en werd door drommen mensen bezocht. Er stond een enorme rij voor de deur. De barman deed uitstekende zaken. De officiële kerk verbood priesters en aanverwanten een kijkje te nemen. Gelukkig kon ik na een week weer buiten de deur ontbijten: Maria heeft nooit meer een traan gelaten.

 

In 1983 kwam een einde aan mijn verblijf in Italië. De Beeldende Kunst Regeling lokte me naar 'huis' (zoals nu het betere sociale hulp klimaat?).

Ik had mijn appartement onderverhuurd en kon er weer naar terug. Ik vond een atelier in de Fagelstraat. Kom daar nog maar eens om; een betaalbaar appartement en atelier in Amsterdam!

 

atelier in de Fagelstraat, Amsterdam.

 

De vriendenkring veranderde na mijn Italiaanse periode. Van de tijd ervoor zijn weinig contacten over gebleven. De basis van mijn tegenwoordige vriendenkring bestaat voornamelijk uit mensen die ik na de drie jaar Italië ontmoet heb en er is nog een enkel hardnekkig Italiaans restant.

 

Tijdens de tentoonstelling bij Jaski in 1990 ontmoette ik Kim. Straalverliefd en dus roekeloos ben ik naar New York vertrokken. We hebben het gepresteerd om in anderhalf jaar drie keer te verhuizen. Van Chelsea naar East Village naar Tribeca.

 

New York: Manhattan en Williamsburg.

 

Opmerkelijke herinnering: ik verlaat ’s ochtends het huis aan Second Avenue en wordt een revolver te koop aangeboden. Is dat Amerika? Een wildvreemde biedt hem mij aan; wat dacht hij? Hoe zag ik er uit? Dat ik van iemand af wilde? Ik weet dat je gemakkelijk aan wapens komen kunt, maar toch…

Wat me op dat moment door het hoofd schoot, was dat dit misschien een ‘vuil’ wapen was. Een waar iemand mee was omgelegd. Een romantische gedachte. Ik heb geantwoord dat ik het die dag niet nodig had.

Ook heb ik een authentieke afpersingsscène in Little Italy gezien. Een maffioso compleet met Ray Ban zonnebril, double-breasted streepjes pak geflankeerd door een body builder en oude man met opschrijfboekje had een gesprekje met de eigenaar van de winkel waar ik olijfolie wilde kopen. Ik realiseerde aanvankelijk niet dit echt was, dat ik niet ongegeneerd kon blijven kijken.  

 

Een van de grote lessen daar geleerd is misschien wel, dat je nog zo luxueus en opwindend leven kunt, maar als je niet echt goed in je vel zit, moet je wegwezen. Beter ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ dan ongelukkig aan Second Avenue.

Reden van vertrek: onze verhouding liep op de klippen en ik maakte niets klaar. Ik ben een onmogelijk mens. Weer terug naar de Pijp in Amsterdam… Ik heb het er tien jaar uitgehouden.

 

En toen vertrok ik naar Spanje. Weer vanwege een dame (zal ik het ooit leren?). Ik had mijn absolute liefde gevonden en grootse plannen. Ik ging trouwen, een gezin stichten! Via Vilanova y la Geltrù vertrokken we naar Barcelona. Toen nog een stad in wilde ontwikkeling. Eerst woonden we naast de stierenvechtersarena, die ik veelvuldig bezocht en toen pal naast de Boqueria.

 

huis in de Raval, dichtbij de Boqueria, Barcelona.

 

In de wijk Poble Nou vond ik een prachtig atelier. De wijk was half verwaarloosd en in opbouw, er waren veel ruimtes die door kunstenaars werden gehuurd. Mijn ruimte was in een voormalige textielfabriek genaamd 'La Escosesa'.

 

kunstenaars en aanverwanten.

 

Er waren meer dan twintig ateliers in het gebouw, bezet door artiesten en mensen die daar voor door wilden gaan. Met sommige was het goed verkeren, anderen had ik graag tot gehakt vermalen.

 

'La Escosesa', Poble Nou.

 

In dat atelier zijn de schilderijen voor de 'Gesù Redentore', de nieuwe kerk in Modena, Italië gemaakt. Voor de documentaire ga naar Vimeo door op de afbeelding hieronder klikken. 

 

aan het werk voor de Gesù Redentore.

 

Waarom ik niet in die ruimte gebleven ben? Allereerst was mijn laatste tijd daar niet echt een, dat ik met een gerust hart naar het werk ging. De benedenbuurman hield permanent twee dolgedraaide vechthonden in zijn ruimte. Dat was tegen mogelijke inbrekers. Maar af en toe waren de honden los en vlogen iedereen aan. Als ik het terrein opkwam had ik een pepperspray in de aanslag.

Na enige tijd had de gemeente plannen met het gebouw en wilde ons eruit gooien. We hebben toen een stichting opgericht om ons te handhaven. Dat betekende eindeloze vergaderingen. Ik ben niet goed in politieke spelletjes. Gala was nog een baby en ik moest hard werken aan mijn opdracht... om dan uren te moeten discussiëren over niets was een kwelling.

Het liep danig uit de hand. Uiteindelijk is een van de bestuursleden er met het geld van de stichting vandoor gegaan. Met bloedend hart heb ik een nieuwe ruimte gezocht.

Daar over straks meer, eerst nog het buitenhuis. Onze mooiste woonstek in Spanje was het huisje in Garraf. Garraf is een stranddorp op een half uur afstand van Barcelona.

 

het 'Casa del Sol', Garraf.

 

We kwamen daar terecht vanwege geluidsoverlast. Voor ons apartement in het centrum kwam in de weekeinden een rommelmarkt. Erg leuk, alleen, er werd muziek gespeeld van tien uur 's ochtends tot een uur 's nachts en hard! Een rustig gesprek in huis voeren was niet echt mogelijk. In Spanje is geluid of herrie geen item. De politie deed dan ook niets. Ik heb nooit geweten hoe erg herrie zijn kan. Een kennis bezat dat huisje aan zee en we konden er heen!

Het ‘Casa del Sol’ staat op zichzelf en er is een tuintje. In dat tuintje las ik zondags in de hangmat onder de bomen de krant. In het weekeinde cirkelden auto's eindeloos rond het huis op zoek naar een onvindbare parkeerplek.

Op het strand liet ik me niet zien; te veel mensen, zand dat overal tussen komt en je zit ongemakkelijk.

 

Gala is in Garraf gemaakt, maar er waren al scheuren in het huwelijk.

We trokken terug de stad in vanwege de afwezigheid van school, arts, winkel en zo meer. Daar en vele strubbelingen later ben ik in mijn atelier gaan wonen, het atelier na dat in de 'Escosesa'.

 

Belangrijk aan die plek is dat voor Gala het de mooiste is waar we gewoond hebben.

 

Hospitalet 1.

 

Het was één ruimte. Als ze bij me sliep trok ik een bed op wielen onder het mijne uit. Om de een of andere reden stikte het in huis van de muggen, dus op elke hoek van het bed stond een bezemsteel en daarover heen deed ik een klamboe. Voor het slapen reed ik Gala een paar keer door de ruimte en zette dan een groot doek tussen haar bed en mijn bureau zodat ze in het donker lag.

Vanwege geluidsoverlast moest ik (ook hier!) weg. In de ruimte boven mij stond een professionele geluidsinstallatie voor een popband. Geregeld speelde een viertal levensmoede oude mannen de blues tot vier uur in de ochtend, hartverscheurend, hartverscheurend slecht en veel te luid.

 

Hospitalet 2.

 

Ik keerde terug naar het centrum van Barcelona. Zeker tien jaar heb ik in de Born gewoond. Het appartement was mooi, de buurt aangenaam. Er is de markt, de beste ijssalon van Catalonië, pal naast het huis ligt het mooiste pleintje van de stad, voor lekkere geurtjes is de Farmacia di Santa Maria Novella (de hoofdvestiging ontdekt wonende in 'La Mia Casa') om de hoek, de Santa Maria del Mar is de mooiste gotische kerk van Catalonië, de beste croissants zijn te vinden bij Hoffman... wat wil je nog meer.

 

Carrer del Comerç, Barcelona.

 

Op twee minuten afstand ligt het Ciutadella park. Wat het Vondelpark voor Amsterdam is, is dit park voor Barcelona. Ik heb er mijn eerste bloemen gevonden om te schilderen (klik op het grijze woord 'bloemen' om naar een van de eerste te gaan, daar gevonden).

 

olieverschets van de fontein in het park.

 

Ik heb de stad zien afzakken tot een pretpark. Platgewalst door de toeristen, allen zich fotograferend voor die walgelijke miskleun van folkloristische architectuur. De Sagrada Familia is een van de treurigste monumenten die ik ken. Arme Gaudì, hij verdient beter. Derderangs architecten bouwen er nog steeds aan, alles zogenaamd in de geest van het grote genie. Ik toon geen foto, het gebouw doet pijn aan de ogen.

Alles in het centrum is duur geworden en vaak is het eten slecht. In elke straat zijn drie ijssalons, enige remedie (als je in Barcelona wonen wilt) is te verkassen naar wijken als Sants of Nou Barris als je je plekken niet weet te vinden.

 

Het is nog te vroeg voor herinneringen aan de laatste periode van tien jaar. In mijn kop strijden te veel gebeurtenissen; leuke en minder leuke. Ik heb me nooit echt thuis gevoeld in de Born, de situatie in dat appartement was te ongemakkelijk. Het heeft er toe bijgedragen dat ik weg wilde.

Wat ik in Nederland missen zal is de Santa Caterina markt (de visboer!), het altijd prettige weer en de overdaad aan licht.

 

mijn visboer op de markt, zijn stal stinkt NOOIT!

 

En nu zit ik hier… ik heb er zin in, ik heb hoop, ik kan schilderen en ik begrijp beter wat er allemaal om mij heen beweegt. Ik ben geen nationalist, ik ben geen trotse Nederlander; ik heb te veel waanzin gezien (ook van andere nationalisten) om daar voor te vallen. Elke plek, elke bevolkinsgroep heeft zijn goede en minder goede kanten. Maar hier klinkt alles vertrouwder en dus loopt het gesmeerder.

 

atelier in Nederland.

 

Ik voel me rijk. Ik hoef nergens heen, mijn kop zit boordevol. Maar hoe lang ik op deze plek blijven kan...

 

Natuurlijk; als ik de loterij win vertrek ik meteen naar Italië, hoewel… dat Italië bestaat niet meer. Het Italië van de halve porties, het afdingen op de markt, het achterom lopen bij de winkel, omdat de voordeur dicht zit. En ook ik ben niet meer degene die ’s nachts met Gianni en Mikolash stiekum posters van de tentoonstelling van Gianni in het centrum plakt om daarna een fiasco chianti en worstjes soldaat te maken aan de keukentafel bij Mikolash thuis.

Mijn gedeelde theorie is dat in een leven dat volgens Schopenhauer (en dus ook volgens mij) bestaat uit vooral verveling en ellende afgewisseld met een enkel geluksmoment, dromen dat leven dragelijk maken.

Ik heb altijd een hekel gehad (en misschien nog steeds) aan de plaatselijke bevolking. Het gras aan de andere kant van de heuvel… onzin natuurlijk, dus is het zaak om op een niet al te oncomfortabele plek te wonen en je dromen te koesteren. In mijn geval: Venetië maar dan in een ander tijdperk.

 

Venetië.

 

Als jullie me ooit zien mijmeren staande langs een gracht in Amsterdam, laat me. Of ik spring er in of ik blijf dromen...

 

Nederland, januari 2021. 

 

 

Back to writings