Home
BERT VAN ZELM
 
Back to writings

IETS OM OVER NA TE DENKEN

Niet zo gek lang geleden werd ik en wat ik schilder uitgemaakt voor academisch, traditioneel en conservatief.  Niet echt iets om van wakker te liggen, maar het zette me weer eens aan het denken.

Waar staan al die omschrijvingen in deze tijd voor? Is het niet allemaal een beetje onzinnig en komisch geworden?

In veel stukken heb ik gereflecteerd over waar we staan, wat er nu verschijnt en hoe alles een plaats te geven. Wat kan nog doorgaan voor vernieuwend, gewaagd, wat is herhaling, wat is origineel? Wat moeten we met al deze aanduidingen?

 

HET MOMENT WAAROP ALLE ALLE SCHROEVEN VAN DE KUNST LOS WERDEN GEDRAAID

Het ‘grote gebaar’ is gemaakt in 1917 (ik heb het er vaak over gehad), vanaf die tijd is alles kunst verklaard. Het gezoek naar esthetiek (of een taal om je in uit te drukken) is eerst alle kanten op geschoten en daarna weggevallen.

 

DE LEEGTE EN WAT ER MEE GEVULD WERD

Via het impressionisme, expressionisme, kubisme was men uitgekomen bij abstracte kunst, kunst losgezongen van de werkelijkheid, kunst zonder referentie. Hierbij denk ik aan Malevich, Kandinsky, Pollock, Newman, Ryman, Frankenthaler, Still en Rothko. Deze werken zijn leuk voor boven de bank: ze zijn grote kunst maar bijten niet, beledigen niemand, stralen niets anders dan hun aanwezigheid uit. Op zich verfrissend, maar na verloop van tijd misschien wat leeg en overbodig.

 

 

(Er waren anderen die deze sprong niet wensten te maken: Picasso en ook in grote mate Willem de Kooning hebben de werkelijkheid nooit echt losgelaten).

Maar ja, wat moet je nog als het idee van schoonheid achterhaald is? Als de oude fundamenten weggerot zijn?

Warhol verplaatste de aandacht naar het beroemd zijn. Als alles kunst is, wat moet je dan nog schilderen? Hij zelf stond voor kunst, hij was het beroemde genie, elk gebaar dat hij maakte was daarom grote kunst. Het ging om het ik, in zijn geval verbonden met de verafgoding van de commercie.

Later kwam Beuys als edele wat wazige moraalridder en vele anderen met hem.

 

WAT ER GEBEURDE TIJDENS MIJN ACADEMIETIJD

Er werd les gegeven in modeltekenen/schilderen, portrettekenen/schilderen en zo meer. Maar de boel was al wel aan het verschuiven. Ik zag de academies hun horizon verbreden, andere prioriteiten stellen.

Academies doen hun best, lopen achter de modes aan en dus is er in de volgende jaren meer en meer aandacht besteed aan het concept en geëngageerdheid teruggrijpend op wat er in 1917 was gepresenteerd, vervolgens tot in het oneindige herhaald en waarmee de leegte gevuld kon worden.
 

 

WE BELEVEN EEN PERIODE VAN PROFETEN EN MORAALRIDDERS IN DE BEELDENDE KUNSTEN

Nu zijn we in een tijd van profeten en zieners beland. Dit had voor mij een wat komisch bijeffect. Ja, ja, we zitten nog op de academie!

Toen ik contact opnam met een van mijn oude academies om te kijken of ik er les kon geven werd me door een kennis vriendelijk meegedeeld dat ik geen schijn van kans maken zou. In het kader van dat kunst voor en door allen is moet men door middel van statistieken er voor zorgen dat vooral ook groeperingen die in het verleden de kans niet kregen (wat natuurlijk een schande en zonde is) aan de beurt zijn. Hun stem moet gehoord, hun boodschap overgebracht. Gelukkig maar, denk ik, voor hun en voor mij dat ik niet aangenomen ben.

 

HET VERSCHIL TUSSEN NU EN VROEGER

Terug naar de meer met het verleden te maken hebbende wijze van kunst bedrijven.

We kunnen stellen dat tot aan halverwege de vorige eeuw over het algemeen kunstenaars niet degenen waren die een levensleer uitdroegen. Ze gaven gestalte aan een leer, maar waren er niet de grondleggers van. Ze hielden zich bezig met de vorm, niet met de inhoud. Ook als men geniet van een madonna geschilderd door Giotto of Caravaggio betekent dit niet dat men daarvoor katholiek moet zijn of aan die leer verbonden.

Dit is nu anders. Het tekent de verschuiving van wie er bepalend moet zijn voor hoe te leven. Waren dat vroeger degenen die zich wijdden aan het onderzoek over de moraal, nu hebben veel kunstenaars die taak op zich genomen (je moet je toch ergens mee bezig houden).

Het heeft dramatische en kolderieke gevolgen. Ooit heb ik ‘THE PHILOSOPHY OF ANDY WARHOL’ gelezen. Ik heb het boekje ergens achter gelaten. Een vermakelijke tekst, maar om daarmee de problemen in de wereld aan te gaan is waanzin. Het als leidraad voor hoe te leven nemen is idioot.

 

 

Ik erken dat ook in vroeger tijden er idioten rondliepen die hun leer uitkraamden. Die hielden zich echter niet met de beeldende kunsten bezig. De kunsten worden nu vervuild door al dit soort kwakzalvers. Ik wens mijzelf niet bij welk stelletje maffe profeten dan ook te voegen. Voor velen zal ik als beeldend kunstenaar de maatschappij met al zijn gebreken de rug toe hebben gekeerd en dat moet dan maar.

 

Degenen die mij definieerden als conservatief, traditioneel en academisch (begrippen die horen bij het verleden, die niets meer verklaren) richten hun blik vooral op kunst die sticht, heilige huisjes die voor mij in diezelfde kunst allang niet meer bestaan omver werpen, kunst die als een wilde in het luchtledige slaat.

Dat in het verleden en soms ook nog in het heden in bepaalde omgevingen velen in de verdrukking verkeren is zonde en een schande. En laten we vooral niet vergeten dat veel kunst in het verleden uitdrukking heeft gegeven aan een moraal die of een geloof dat niet goed is.

Toch kan ik van veel van die kunst genieten. Het gaat in die gevallen om hoe het gemaakt is en niet om wat ik erbij geloven moet. Denk alleen maar aan alle Egyptische kunst van de farao’s.

 

EEN WENS TOT MEER KLAARHEID

Wat ik pas tegen een vriend zei was dat ik graag zou willen dat in een museum de naambordjes weg zouden worden gehaald. En als het even kon dat ook de verschillende tijdperiodes door elkaar zouden worden gehusseld. Een Egyptisch beeld naast een installatie van Louise Bourgeois bijvoorbeeld… Te vaak zie ik dat respect opgehangen is aan de beroemde naam van het moment. Ik bezondig er zelf nog te vaak aan. Lees mijn tekst over Willem de Kooning

 

 

Dit alles betekent dat ik vooral genieten wil van de poëzie en de interessante interpretatie van wat is gemaakt. Niet of ik daardoor een beter mens word omdat mij de les gelezen is. Ik hoop natuurlijk dat ik een beter mens word, maar dat dan misschien alleen door vanwege de ervaren schoonheid respect te tonen voor wat ik om mij heen zie.

 

Een voorbeeld van een object waarvan ik de levensles wellicht niet vat maar dat me toch intrigeert: hoewel heel veel van Beuys’ werk (misschien wel het merendeel van wat deze groene goeroe heeft gemaakt) mij verveelt is de installatie van sleetjes die uit een volkswagenbusje komen een beeld dat mij intrigeert. En dan niet zo zeer vanwege zijn verhaal over zijn ongeluk en zijn redding in de Tweede Wereldoorlog. En of hij een nazi was of niet laat mij koud.

 

 

CONCLUSIE (en ook terug bij mijzelf):

Kan ik academisch zijn als wat er de laatste twintig jaar op veel academies wordt onderwezen totaal geen band heeft met wat ik maak of waar ik naar streef? Ben ik conservatief omdat het mij niet gaat om of de kunstenaar dan wel vrouw, dan wel man, dan wel trans is? Ben ik traditioneel als al meer dan honderd jaar er geen overheersende traditie meer bestaat?

Mijn mening is dat we naar betere definities zoeken moeten als we ons duidelijk uit willen drukken en niet onze grootouders na willen praten. Een definiëring die het wat van het hoe scheidt en los van de tijd kan een alternatief zijn. Een oordeel van wat boodschap is en wat verpakking... dit om wellicht te komen tot een persoonlijk oordeel over schoonheid losstaand van een geldende moraal (er bestaat geen autoriteit meer die ons in het gareel houdt). Schoonheid losgezongen van een tijdsbeeld. Schoonheid is een zaak die mij zeer ter harte gaat, ook al weet ik er niet de absolute kenmerken van.

Met zijn honderd jaar is de huidig alom geldende nog wel een jonge beweging, die predikende zonder schoonheidsideaal, maar ook al aardig belegen.

 

 

Back to writings