Home
BERT VAN ZELM
 
Back to writings

MIJN FAMILIE EN IK

Mijn opa was meubelmaker. Hoewel hij dit vak met grote kundigheid heeft beoefend, was het niet zijn passie. Hij had eigenlijk kunstschilder willen worden. Dat het daar niet van is gekomen, hing voor een deel af van de situatie in de familie. Zijn vader was ook meubelmaker, maar zijn passie was alcohol. Ondanks zijn toegewijdheid aan die passie was hij een zo goed meubelmaker, dat hij het maken kon om geregeld te laat op het werk te verschijnen. En dan was hij vaak nog in kennelijke staat. Pas na lange tijd en vele reprimandes werd hij ontslagen om snel weer een nieuw baantje te vinden. 

Meestal school het kwaad ook in het feit, dat in die dagen de lonen werden uitbetaald in de kroeg. De kroeg, die eigendom was van de vrouw van de directeur van de meubelfabriek... Dat er toch nog te eten was, kwam doordat de kroegbazin na een bepaalde hoeveelheid ingenomen jonge, dubbel ging schrijven. Dat ‘extra’ geld ging naar het onfortuinlijke gezin. Het gezin van mijn opa leefde lange tijd op het randje. Uiteindelijk werd de situatie onhoudbaar. Mijn opa en zijn broer werden naar een oom en een tante gestuurd.

 

Mijn grootvader heeft mij nooit over zijn moeder en vader verteld. Ik heb dit alles veel later van mijn ouders gehoord. Een ding is zeker: alcohol was een groot kwaad. Mijn opa beschermde zich tegen dat kwaad door zijn spaarzaam gedronken oud bruin te verdunnen met grote hoeveelheden spuitwater.

Die oom en tante zijn zonder twijfel de redding van mijn opa geweest. Hij is ze zijn leven lang dankbaar gebleven. Een verhaal dat hij vaak vertelde, was dat hij zelf hun grafsteen gebeiteld had. Had hij dit ook gedaan om te tonen, dat hij veel meer dan alleen meubels maken kon? Hoewel hij de avond-kunst-academie met goed gevolg had doorlopen, mocht hij geen kunstenaar worden. Ze hadden het al moeilijk genoeg, hij moest een degelijk vak kiezen; hij werd meubelmaker. Behalve de prachtigste interieurs, die hij schilderde voor zijn klanten (en die hij weggaf), schilderde hij vaak kopieën van de grote meesters in zijn vrije tijd.

 

Mijn grootouders woonden beneden ons appartement. We bezochten ze vaak. Er waren veel interessante zaken te zien. In de schouw was een klok gebouwd waarvan de cijfers ’s avonds licht gaven. Ook waren er schilderijen naar Chardin. Er was een aquarel van een man in boeien die de borst kreeg van een voluptueuze vrouw… En dan was er natuurlijk de kast met leeuwenkoppen. Zeker eens per maand vroeg opa me naar buiten te kijken naar de duif, die in de boom vreemd zat te doen, om vervolgens met grote verbazing te wijzen naar de leeuw die zomaar zijn sigaar rookte.

Ondanks de vele talenten heeft hij zijn geld uitsluitend verdiend met het maken van meubels. Zijn broer was lijstenmaker.

 

Ik heb nogal wat gedwaald met het kiezen van mijn beroep. Na de middelbare school wilde ik aanvankelijk de chemie in. Een tragische misvatting, me ingegeven door het feit dat mijn leraar scheikunde zo'n goede leraar was. In de maanden tussen het eindexamen en de entree naar de analisten-school vond mijn moeder, de goden zij gedankt, een artikel in een huis-aan-huisblad over de meubelmakers vak school. Hoe moet ik uitleggen dat die paar geschreven regels over een in de Jordaan gevestigde school mij mijn glorieuze loopbaan in het wroeten in poep en bloed deden vergeten? Misschien waren het de herinneringen aan een vloer vol houtkrullen, de geur van de warme beenderlijm, de half affe stoelen hangend aan haken aan het plafond in het fabriekje van mijn opa. Feit is dat ik wat jaren van mijn leven heb gewijd aan het vlak schaven van planken, het politoeren en het vervaardigen van salontafelpootjes op de draaibank...

Toch is ook dat niet mijn eindkeuze geworden. Hoewel ik mij veelbelovend achtte, vanwege die ene Hepplewhite kast die ik met veel moeite heb nagebouwd, ben ik andere wegen ingeslagen.

 

Aanvankelijk dacht ik dat mijn toekomst in de interieurs lag. Ik zag in mezelf een tweede Marcel Breuer, dus schreef ik mij in op de Rietveld academie. Echter, de vrouw is een gevaar. Na het basisjaar, een jaar waarin wij mochten snuffelen aan de verscheidene disciplines waarin werd onderwezen, trokken de borsten en billen van de dames mij iets te veel. Waarom die ronde vormen vertalen in blokken weerbarstig zithout of ligstaal, als ik ze gewoon voor mijn neus kon hebben; ze eren op papier? Geen stoelen zijn er ooit uit mijn handen gevloeid. Die handen heb ik maar al te vaak tegen de warme billetjes van al de wonderschone vrouwen, die ik heb mogen vereeuwigen, willen houden. Als gevolg daarvan ben ik voor enige tijd een in zijn vrije tijd lijsten makende schilder geweest.

Zouden de beide broers trots op mij zijn geweest, als ze dit alles hadden meegemaakt? Mijn meubel makende grootvader was de favoriete opa. Ik spaarde de sigarenbandjes van zijn Willem II sigaren. Ik heb met hem gevist in de Ringvaart. Ik heb vaak op zijn schoot gezeten, luisterend naar zijn verhalen. Helaas heb ik hem nooit kunnen laten glunderen van trots over mijn beroepskeuzes.

 

Zijn broer is een heel ander verhaal. Mijn oudoom Bertus was een mysterieuze man. Hij leeft in mijn herinneringen voort als de norse man met de grote Opel. In die tijd waren de auto's nog niet voor iedereen en zeker niet die, die groter waren dan onze huiskamer. Alleen al voor die auto wilde ik graag op bezoek bij oom Bertus. Maar er was meer, veel meer. Gelukkig maar, want ik heb niet vaak in de auto mogen zitten. Ik herinner me vaag een ritje naar een kerk vanwege een bruiloft. Ik zat achterin met mijn benen recht vooruit, de bank was veel langer dan mijn bovenbenen. Ik geloof dat er tijdens de rit geen woord is gesproken. Ook mijn ouders zullen onder de indruk zijn geweest. Misschien was het ook wel een begrafenis waar we heen gingen. Bij oom Bertus en tante Rietje maakte dat niet veel uit. Ik zou het nooit in mijn hoofd hebben gehaald om te vragen voorin in de auto te mogen zitten. Ik was toen erg schuchter en dan bij hem en tante Rietje...

 

Ze zaten thuis onder de lamp, hij met een bolknak in de mond en zij met de ellebogen op tafel. Af en toe schonk ze oom Bertus' glaasje met een geroutineerd gebaar tot de rand toe vol met jonge, terwijl ze sprak over het slechte weer en dat de aardappelen dat jaar van inferieure kwaliteit waren. Het leven was zwaar, er moesten veel rekeningen worden betaald en de auto was niet goedkoop in het onderhoud. Zij had altijd een gebloemd schort aan en hem heb ik daar alleen in zijn stofjas gezien. Achter in de verpieterde tuin was zijn werkplaats en hij ging geregeld nog wat lijsten in de tangen zetten of iets in het zuur leggen. Vanwege het zuur en andere zeer schadelijke stoffen was het mij verboden het schuurtje te betreden, hetgeen maakte dat voor mij het lijsten maken een geheimzinnige bezigheid was.

 

De twee broers hadden trouwens een vreemde concurrentiestrijd. Mijn opa’s schilderijen werden door oom Bertus van de meest protserige lijsten voorzien. Het werk van mijn opa verzoop in de gekrulde lijsten. Opa heeft zich zijn hele leven afgevraagd waarom die lijsten voor hem altijd zo dik en druk waren...

 

Oom Bertus en tante Rietje hadden een zoon, die als ik me goed herinner Joop heette. Oom Joop werkte bij de DAF. Hij reed rond in de Nederlandse trots op wielen, de Daffodil. Een auto die in die tijd zeer gewild was bij de gehandicapten. Het was de eerste auto met een automatische versnelling. En oom Joop had prachtig zwart haar. Ongetwijfeld had hij met dat haar zijn vrouw verleid, maar van uiterlijkheden komen geen standvastige huwelijken. Opeens was ze weg en ik mocht er niets over vragen. Het was nog de tijd van de rondtrekkende kermissen; ik heb me wat af gefantaseerd. Wie weet was ze er met een leeuwentemmer vandoor gegaan... Ook hierdoor was op bezoek gaan bij oom Bertus en tante Rietje spannend. Het zou zomaar kunnen, dat de ontrouwe bruid weer binnen stormde om zich huilend in de armen van oom Joop te werpen. Tot nu toe was het echter slechts oom Joop, die droevig en alleen in een hoek zat. Hij at slecht en hij was al zo mager.

 

Oom Bertus had een vreemde tik waardoor ik mijn ogen niet van hem af kon houden. In veel oude westerns heeft de boef een vreemd trekje waardoor je meteen weet dat hij niet te vertrouwen is. Hij slist, hij heeft een kuchje, loopt mank, of hij speelt de hele tijd zenuwachtig met een pak verkreukelde kaarten. Mijn oom Bertus slurpte om de vijf minuten met zijn lippen. Slurpen is niet het juiste woord, het was een zacht slippend geluid. In zijn rechter mondhoek slurpte hij speeksel weg. Door de herhaling werd ik er door gehypnotiseerd. Ik hing als het ware aan die mondhoek. Ik raakte er door in een tunnel, in een directe verbinding met die mondhoek, ik kon nergens anders meer op letten. Het werd een tijdsindeling, zoiets als; dit bezoek was negentwintig slurpen lang. Ik mocht ook nooit in de tuin spelen. Nee, ik was gedwongen netjes te zitten, terwijl mijn vader en moeder het voor kinderen over onbegrijpelijke zaken hadden. Wat kon ik anders?

 

Het heeft mij jaren lang beziggehouden, dat geslurp van oom Bertus, tot ik niet zo lang geleden een cursus ambachtelijk lijsten maken volgde. Oom Bertus is een gewone dode ziel geworden.

Kon ik het weten dat hij in het schuurtje zijn mond volpropte met een substantie die ik vanwege het beroepsgeheim dat tussen ons ambachtelijk lijstenmakers bestaat niet nader mag omschrijven? Spuug is een oud bindmiddel. Het Rijksmuseum hangt vol met eeuwenoud kwijl. Als je heel goed luistert kun je in de zalen horden slurpers en lispelaars horen.

 

Ik wil niet op mijn oudoom lijken. Ik wil met leuke modellen uit eten kunnen gaan zonder dat het kwijl mij over de kin sijpelt. Ik wil ze kunnen kussen zonder dat bij het loslaten van de lippen de speekseldraden ons nog verbinden. Ik wil geen gebloemde schorten of jonge jenever. Alleen de grote auto mag.

Ik heb van alles geprobeerd. Ik heb gesolliciteerd voor een baan als postbode op Stromboli, ik heb me in de armen van een rijke Amerikaanse dame geworpen, maar toch sta ik lijsten in de tangen te zetten. Mijn schildercarrière verloopt nog steeds niet genoeg naar wens om me alleen met wat er in de lijst zit bezig te houden. Ik ben daarom een fervent voorstander van de moderne strakke lijst. Dat is het maximum aan grip dat ik tot nu toe op mijn lot heb.

 

 

Dit heb ik al weer enige tijd geleden geschreven. Het zijn inmiddels zonniger tijden geworden. Niet alleen omdat ik in het zuiden ben gaan wonen, ook met de carrière gaat het bergopwaarts. En ik ben getrouwd met een Spaanse schone. Ik heb nu geen angst voor sompige lippen. Toch loert het gevaar om de hoek.. Niet ver van waar ik woon is de stierengevechtersarena. En ’s winters komen daar de rondtrekkende circussen...

 

Barcelona, 3 maart 2004 (gecorrigeerd in 2019).

 

 

Back to writings