Home
BERT VAN ZELM
 
Back to writings

KUNST STUDEREN IN FIRENZE IN DE TACHTIGER JAREN

Na in 1980 afgestudeerd te zijn aan de Rietveld Akademie en de Rijksacademie in Amsterdam, vertrok ik met een studiebeurs naar Firenze, Italië. De studiebeurs was verleend door de Academia delle Arti del Disegno (de oudste academie ter wereld volgens hunzelf).

Het was de eerste keer dat ik voor langere tijd en niet als vakantie naar een buitenland ging. Als voorbereiding was ik de zomer ervoor naar Firenze gegaan en het was me bevallen. Ik had veel musea bezocht, spaghetti naar binnen leren werken en heel veel ijs gegeten.

Ook had ik een cursus Italiaans aan het Istituto Italiano di Cultura per i Paesi Bassi te Amsterdam gevolgd.

 

En ik had in het rond gevraagd of vrienden mensen in Firenze kenden.

Daar kwamen twee verschillende ‘bronnen’ uit tevoorschijn. Alle twee via een vriendin. Een Nederlandse vriendin van haar woonde in Firenze. En de ander was Erik Roos. Ze kende deze Erik niet echt. Het was een via via contact. Heel vriendelijk gaf hij mij een serie namen en adressen van Italianen, waaronder ene Gianni, van wie hij zei dat het een schat was.

 

Hoewel het studiejaar eind september begon, arriveerde ik al in het begin van augustus. Ik wilde alles goed voorbereiden.

Ik had het adres van de academie en wilde me van tevoren melden. Ook moest ik een kamer vinden.

Voorlopig woonde ik in het pension met de fraaie naam ‘La Mia Casa’ (mijn huis).

 

Ik toog naar de Academia delle Belle Arti in via Ricasoli. Beroemde kunstenaars hadden er gestudeerd waaronder Modigliani, Marini, Rosai, Boldini, Fattori en Annigoni.

Ik meldde me bij de administratie (een loket met erboven een kopie van de kruisafname van Raffaello Sanzio). De dame zocht in de papieren, maar kon mijn naam nergens vinden. Het moest een misverstand zijn. Na lang aandringen van mij, wederom gespeur van haar zonder resultaat en gepor in mijn rug door enthousiaste toekomstige mede studenten, droop ik af.

 

Ik meldde dit het thuisfront en kreeg vervolgens een adres, dat bestond uit een deur zonder deurknop in een muur zonder ramen, nogmaals een adres dat niets opleverde en uiteindelijk lukte het me via het telefoonboek het juiste adres van deze geheimzinnige academie te vinden. De Accademia bevond zich dichtbij de Orsan Michele in een prachtig historisch pand.

 

Na vijf dagen tevergeefs aangebeld te hebben en ook via de telefoon geen contact te hebben gekregen, ging op de zesde dag een raampje hoog boven de straat open. Een vrouwengezicht verscheen en zei dat niemand aanwezig was.

Ik liet me niet uit het veld slaan en na flink de bel te hebben bewerkt, kwam de dame aan de deur.

‘Il direttore’ was in Rome en zou pas over een twee weken aanwezig zijn.

Na die weken lukte het me een afspraak te maken en ik verscheen met de Nederlandse vriendin, die vertalen kon.

 

De ‘direttore’ was een beroemdheid. Rodolfo Siviero had na de Tweede Wereld Oorlog door Duitsers geroofde kunstschatten naar hun oorspronkelijke adres terug gebracht.

Hij hield, aandacht voorwendend, enige dia’s van mijn werk tegen het licht en roemde me om mijn Vlaamse stijl. Ontegenzeggelijk de Noord Europese School.

Il direttore legde uit dat de Accademia eigenlijk een genootschap van beroemde kunstenaars was. Ze konden over het wel en wee van het culturele leven van Firenze beslissen, maar er waren geen lokalen, geen studenten.

Na enig denken stelde hij voor me onder te brengen bij de beroemde ‘maestro’ Collacicchi, een oude en gerenommeerde schilder.

Ik kreeg adres en telefoonnummer en maakte een afspraak. Aangekomen bij zijn huis net buiten Firenze, werd ik begroet door de vrouw van de ‘maestro’ en een grote witte hond. Volgens haar was ik meteen een welkome gast, meestal verslond de hond de bezoekers, maar mij vond hij sympathiek. Helaas was de ‘maestro’ afwezig, dus leidde zij mij door het droom-atelier.

Ik moest de volgende week terugkomen.

Ik deed dat, werd weer enthousiast door de hond begroet, maar niet door zijn baas. Hoewel hij niet meer schilderde (dat had zijn vrouw mij toevertrouwd), kon ik niet in zijn atelier, zelfs niet in een hoekje gaan werken.

 

Dus ik ging maar weer naar de Accademia delle Arti del Disegno. De direttore Siviero besloot toen, dat ik dan maar mee moest doen met de studenten van de Accademia delle Belle Arti.

Ik maakte een afspraak met de direttore van de academie, Silvio Loffredo, en toog er heen, wederom vergezeld door de Nederlandse vriendin.  

Het was inmiddels winter geworden en koud. Il direttore zat achter een immens bureau met aan zijn voeten en beide zijden een straalkachel. Geduldig luisterde hij naar mijn wensen, hield de dia’s tegen het licht (Vlaamse school, ontegenzeggelijk).

Dat kijken ging wat moeizaam; hij rookte een sigaret en wilde de askegel heel houden. Hij hield de sigaret verticaal en rookte zeer voorzichtig.

 

De illustere professore Breddo leek hem de aangewezen persoon om mijn talenten verder te ontwikkelen. Tijdens het gesprek ging een van de twee telefoons, die op het bureau stonden. Voorzichtig pakte hij de hoorn van de haak. De draad bleef achter het andere toestel hangen en pas na veel manouvreren onder het uiten van luid gesteun (de askegel mocht niet sneuvelen), maakte hij zich bekend. De vriendin en ik durfden elkaar niet aan te kijken...

 

Niet veel later kwam de jonge adjunct directeur de directiekamer binnen gestoven. Hij meldde dat alle studenten hard bezig waren met hun examens. Alles liep gesmeerd en dus had hij besloten naar huis te gaan. Gelukkig bleef de askegel staan, ook toen de adjunct de deur met een smak dichtgooide. Het ontlokte aan Loffredo de opmerking: ‘Zien jullie onder wat voor moeilijke omstandigheden ik hier de kunsten moet verdedigen en stimuleren?’

 

Opgetogen ging ik de volgende dag naar mijn eerste les aan de Accademia. Ik was de eerste student die arriveerde. De assistent van de professore was op de hoogte en begeleidde me naar een ezel met goed zicht op het nog niet gearriveerde model.

Hij was in zijn nopjes met mijn aanwezigheid. Een Nederlander in zijn lokaal! Hij had een bril met lenzen dik als borrelglaasjes. Geheimzinnig fluisterde hij mij toe een boek te schrijven over een beroemde Nederlandse schilder. Vincent van Gogh!

Elke dag schreef hij tien pagina’s en of ik wist wat dat inhield… honderd pagina’s in tien dagen!

 

De studenten arriveerden druppelsgewijs. Het model ging zitten, nam een pose aan en vervolgens begroette hij de vele, vele laatkomers. Stilzitten was er niet echt bij.

Maar gezellig was het wel. En het werd nog gezelliger toen ook de professore het lokaal begeleid door zijn hazewindhond betrad. Professore Breddo sprak met een licht Frans accent, overgehouden aan zijn kortstondige verblijf in Parijs. Hij stelde mij voor aan de vele grote talenten, die hij onder zijn hoede had.

Hoe ik die eerste dag nog een tekening heb kunnen maken, mag een wonder heten.

 

Na een week werd het me te moede. In Nederland had ik de laatste twee jaar ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds geschilderd en vaak naar prachtige en stil zittende modellen.

Hier werden de lessen gevuld met geklets, waar ook het model aan meedeed. Wellicht goed voor het oppikken van de Italiaanse taal, maar verder een grote achteruitgang waar niet tegenop te zwemmen viel. Ik kon net zo goed in een café gaan schilderen.

 

Gianni, de vriend van Erik Roos, bracht uitkomst. 's Ochtends kon ik in zijn atelier werken. Ik moest alles op zijn plaats laten, maar kon wel de vele cassettes met opera's beluisteren. Ik ben door hem aan de opera verslaafd geraakt.

En er bestond de Scuola Libera del Nudo. Daar konden kunstenaars onder begeleiding van professoren, na een toelatingsexamen te hebben gedaan, gratis drie middagen in de week naar model tekenen. Ik haalde het examen en kon aan de slag! Lea, het model, had altijd een zeer slecht humeur, maar ze zat stil.

Tijdens de tweede week ontdekte ze dat er rook uit de kachelpijp ontsnapte en besloot te staken.

Vervolgens passeerden een paar dagen zonder model en toen verscheen Paolo. Een jonge man met het fysiek als een Apollo.

Hij nam het poseren wel serieus. Ik kon werken!

 

Toch verliepen de lessen ook daar niet zonder onderbrekingen. Ok, de professor was een aardige stille man. Zijn assistent was een weinig speciaal; hij schilderde louter fantasie portretten van vrouwen. In plaats van de ogen, neus en mond, schilderde hij een vagina midden op de kop. Mij viel hij niet lastig.

Na een maand kwam ruim een half uur na aanvang vaak een oude man vergezeld door zijn vrouw binnen. Hij liep naar het midden van de halve cirkel van ezels en begon te oreren. Veel kon ik uit zijn verhalen niet wijs worden. Mijn Italiaans was daar nog te ontoereikend voor en ik tekende. Het was te doen, maar echt leuk vond ik het niet.

 

Een verhaal vertelde hij meer dan eens en dus begreep ik het uiteindelijk. Ooit had hij in een strenge winter zijn jas aan Picasso geleend en die nooit meer terug gekregen. Hij verifieerde dat met zijn vrouw. Zij zat, zwaar opgemaakt, aan een tafel roddelbladen door te nemen en bevestigde alles wat de artiest zei.

 

Op een gegeven moment vroeg ik aan een medestudent waarom hij niet tekende. Het bleek dat we twee professoren hadden, twee plus een assistent.

 

Ook liep Rinaldo Burattin, zo heette deze redenaar, vaak scherp speurend langs de ezels. Hij merkte mij op en verklaarde, na een paar weken mijn werk te hebben bewonderd en becommentarieerd, dat mij de eer te beurt viel een tekening aan de fameuze school te mogen doneren. Welke, dat mocht ik zelf uitmaken.

 

Ik gaf hem er een en de dag erop was die met plakband aan de muur bevestigd. Onder aan het papier, naast mijn handtekening (ik teken met ‘bert’) stond een in Barokke letters geschreven tekst.

‘…Het verfijnde lijnenspel, het geraffineerde gebruik van het chiaro/scuro, alles wijst op een gedegen opleiding (ik denk daarbij aan een Breughel, Bosch, Rubens, Rembrandt, om er maar een paar te noemen. Er zijn sporen van deze grootheden ¡n de tekening terug te vinden) gestoeld op die van de Schitterende Vlaamse School… Deze kunstenaar belooft heel veel voor de toekomst.’

(of woorden van die strekking)

 

Die dag, na de gebruikelijke rustige eerste dertig minuten stapte hij fier, gevolgd door zijn vrouw het lokaal binnen.

Exact in het midden van de halve cirkel gekomen stak hij zijn arm recht vooruit en met de hand open, zei hij luid: ‘Best!’

 

Ik begreep het niet, keek om mij heen. Daarna heeft hij mij nooit meer een blik waardig gegund.

Dat was een geluk bij een ongeluk. Van een medestudent hoorde ik later, dat als Burattin me onder zijn hoede genomen had, ik zeker de twijfelachtige eer te beurtgevallen was zijn vrouw te vereeuwigen. En ze moest er minstens veertig jaar jonger uitzien, anders was het oorlog.

 

Die Scuola Libera del Nudo heeft me ooit uit een wat netelige situatie gered.

Ik ben geen ster in het omgaan met de officiële instanties. Dus had ik geen verblijfsvergunning. Maar ik had al wel een Vespa!

En op een kwade nacht werd ik door twee agenten aangehouden. Er was feitelijk niets aan de hand. Het licht van de scooter deed het, ik mocht die berijden zonder rijbewijs en ik was ook niet door rood gegaan. Het was slechts een routine onderzoek.

Ze waren een goed op elkaar ingespeeld duo. De ene was streng, de andere was de ‘mensenvriend’. Ik had niets verkeerds gedaan, maar wie ik was en wat ik hier deed. Ik antwoorde naar waarheid, dat ik in Firenze woonde met een internationale studiebeurs. Ik kon mij helaas niet goed legitimeren.

En wat ik dan studeerde. De schilderkunst! En waar studeerde ik. Aan de ‘Scuola Libera del Nudo’! (vertaling: de Vrije School van het Naakt) Een agent zakte hinnikend tussen twee auto’s. De ander zei met een uiterst strenge blik op het gezicht, dat ik toch echt een verblijfsvergunning nodig had en gebood mij te zweren op de eer van mijn moeder, dat ik de volgende dag naar het bureau van de Vreemdelingen Politie gaan zou, om mij die vergunning te laten geven.

 

Ik ben een eerlijk mens, maar met mate. De volgende dag kwam ik aan bij het bureau. Er stonden min of meer twee meutes voor de twee open loketten. In Italië was het gebruik van netjes in de rij staan nog geen algemeen verbreid verschijnsel en elke keer als een blije vreemdeling vertrok, drongen allen voor het vrije loket.

Toen na een half uur een van de twee loketten sloot en een ander vier gesloten verder open ging, vond er een wilde volksverhuizing plaats.

Ik verliet het pand en heb drie jaar in Firenze gewoond zonder het officiële papiertje…

 

Barcelona, augustus 2017.

 

 

Back to writings